Warschau

WARSCHAU

1 MEI 1983 / Verslag van een ‘feestdag’

Het loopt tegen het middaguur als ik bij het hotel arriveer. Bij de glazen deur hebben zich wat personeelsleden opgesteld. Ze kijken naar buiten om te zien wat komen gaat.
“U kunt vandaag maar beter binnenblijven”, zegt een van de meisjes. “Niemand weet precies wat er gaat gebeuren, maar net zei iemand dat de gevechten in de Oude Stad al begonnen zijn”. Ze huivert. “Ik heb het koud, ik ben bang”, zegt ze.
“U kunt beter vandaag niet hier eten”, zegt een ander. “Onze beste koks zijn op straat. Gaat u maar naar de overkant”.
Aan de overkant bestel ik een bord spaghetti en een pilsje. Spaghetti bestellen in Polen is net als om hutspot vragen in Guatemala. Het resultaat is er dan ook naar en het bier wordt mineraalwater omdat, zo blijkt nu, Polen ter gelegenheid van de ‘feestelijkheden’ op 1 en 2 mei geheel is drooggelegd.
Ik loop richting Oude Stad. Het zonnetje schijnt. Het is prachtig weer. Af en toe spoeden zich een paar mensen met opgerolde spandoeken langs mij heen in tegenovergestelde richting. Waarschijnlijk deelnemers aan de officiële 1 mei-demonstratie die vóór de bui binnen willen zijn. Ik lijk vrijwel de enige die naar de Oude Stad gaat. Er hangt een onbehagelijke stilte in de zonnige straten.
Bij het graf van de onbekende soldaat marcheren de laatste deelnemers aan de officiële parade het plein af. Enkele overblijvers zitten aan weerskanten van het graf in de zon. Het is vooral in dit stadsgedeelte dat het er tijdens de Opstand van Warschau in 1944 zeer heet aan toe is gegaan.
Het is drie uur. Het wisselen van de wacht. Ze doen hun best, maar hun uitvoering van het ritueel houdt toch nog iets menselijks. Ze missen de machinale perfektie van de Russen. Ik loop verder. Het is mijn eerste bezoek aan Warschau en ik heb geen kaart. Maar als vanzelf word ik toe gezogen naar het punt waar de emoties in deze stad zich concentreren.
In een zijstraat grote overvalwagens van de Militie en een zwaar waterkanon. Doodse stilte. Een volgende zijstraat. Nog meer overvalwagens en ook pantservoertuigen. Ik voel me een ruimteschip dat een onbekende planeet nadert. De zwaartekracht wordt steeds sterker. De weg verbreedt zich. Achter een rij bomen staat een enorme hoeveelheid materieel in stilte te wachten in de zon. En opeens ben ik er. Vrijwel direkt grijpt het me naar de keel. Overal ben ik omringd door zomo’s, de beruchte oproerpolitie. Dit is Plac Zamkowy dat wordt beheerst door het oude Koninklijk Paleis. Midden op het plein staat een groot waterkanon en een aantal overvalwagens. Het hofje naast de Heilige Annakerk, waar zich het “bloemenkruis” bevindt, is afgeschermd door een rij gehelmde agenten. Een confrontatie met dit symbool van burgerlijk verzet wordt op deze dag door de autoriteiten kennelijk niet getolereerd. De gehelmde zomo’s zijn angstaanjagend. Grijze uniformen, hoge zwarte laarzen, pistolen op de heup. Niet meer zo witte en ook niet meer zo rechte knuppels doen veelvuldig gebruik vermoeden. Pistoolmitrailleurs ondersteboven op de rug. Maar het zijn vooral de gezichten die de meeste indruk maken. Pure agressie lijkt daaruit te stralen en ze doen vermoeden dat wat betreft de herseninhoud een wat kleiner helmpje ook wel had gekund. Geen enkele redelijkheid lijkt bij hen een kans te hebben, en dat maakt bang. Ik denk even terug aan ‘onze eigen’ Mobiele Eenheid, die hierbij vergeleken associaties oproept van folklore en gezelligheid. Dit hier, gaat het ‘spannende’ te boven. Dit is gewoon doodeng.
Midden op het plein staat een Pool tussen een patrouille. De commandant heeft zijn camera (model 1930) paraat. Verder zie ik maar één iemand met een fototoestel: iets verderop wandelt een man met zijn vrouw tussen de menigte. Hij draagt een camera met een indrukwekkende telelens. Als ik hem even later in het gezicht kijk, zie ik daarin twee varkensoogjes die snel spiedend over het publiek gaan. De militie legt hem geen strobreed in de weg.
De menigte zoekt zich een weg naar het oude Marktplein, de Rynek Starego Miasta. Daar is de sfeer aanzienlijk minder grimmig. Weliswaar sluiten gehelmde zomo’s in een hoek van het plein de toegangsweg naar het Koninklijk Paleis af, maar verder zijn het hier ‘gewone’ agenten en ogenschijnlijk ongewapende militaire patrouilles die hier de ronde doen.
In dit, na de oorlog geheel herbouwde, decor lijkt verder alles vredig. Een vriendelijke jongen zit op de rand van een podium tussen een stel kindertjes en zingt vrolijke liedjes, zichzelf begeleidend op een soort balalaika. Op het plein hebben zich twee enorme rijen gevormd van mensen die wachten op een ijsje van de Firma Hortex. Iedereen is op zijn best gekleed. Zijn dit de mensen die zich willen meten met de zomo’s? Nee, dit moeten de Polen zijn waarvan men mij verteld heeft. Zij die moe zijn van alle problemen, van alle geweld en alle schaarste. Dit zijn de mensen die een dagje vrij willen met zon en een hoorntje met slagroom.

Even terug naar Plac Zamkowy. De situatie is vrijwel onveranderd. Een van de talrijke identiteitscontroles is blijkbaar iemand noodlottig geworden. Een man, met papieren nog in de hand, wordt door een zomo afgevoerd. De achtergebleven vrouw beukt wanhopig met blote vuisten in op twee andere agenten. Tevergeefs.
Ik wandel verder naar het Nieuwe Marktplein en daarachter is er uitzicht op de rivier de Vistula (Wisła). Dus dáár, aan de overkant, moeten de Russen gelegen hebben, al die tijd dat de Opstand van Warschau voortraasde. Het is schokkend dichtbij.
Beneden aan de rivier is een parkje. Kinderen spelen in het gras, hondjes springen in het rond en mensen zitten in hun mooiste kleren op bankjes bij de vijver te genieten van de zon. Hier doet zich dezelfde krankzinnige situatie voor als op de Kroningsdag in Amsterdam: een zonnige feestwereld en een grimmige wereld van geweld in één stad naast elkaar, vrijwel zonder ‘overgangszone’.

Het is even na zessen. Plac Zamkowy biedt nu een geheel andere aanblik. Voor de Heilige Annakerk en aan de overkant van de weg staan grote groepen mensen. De sterkte van de oproerpolitie lijkt verdubbeld. De mensen voor de kerk zingen een lied waarvan de tekst duidelijk niet appeleert aan het gevoel voor humor van de zomo’s. Een peloton rukt op. Een deel van de mensen golft terug in de kerk, waarbij sommigen de militiemannen honend uitlachen. “Dat moet je maar durven”, denk ik. Bij het publiek dat tegenover de kerk bewegingsloos toekijkt, lijkt opeens de opstandigheid die binnen in hen opbruist bijna hoorbaar. Een stem begint te brullen vanuit een luidsprekerwagen. Het enige woord dat ik opvang, ‘konsekwentia’, geeft me wel een idee van wat de man te melden heeft. Om het kippenvel te bestrijden dat dit toneel oproept, sta ik even stil om een trui aan te trekken. Dit is blijkbaar niet toegestaan. Zoiets moet de boodschap zijn van wat een zomo mij toebijt.
Het gedrag van de militie is nu hoogst boeiend. Zeer geagiteerd lopen de pelotons nu kriskras door elkaar, soms bijna tegen elkaar opbotsend. Eén zo’n groepje wordt voorafgegaan door een agent met een filmcamera. Het bewegingstempo van de zomo’s lijkt zinloos hoog, want verder doen ze niets. Ik krijg het gevoel mij in een praktijktuin te bevinden van menswetenschappers die hebben uitgevonden dat, als je in een menselijk spanningsveld groepjes versneld door elkaar laat lopen, dan op een gegeven moment de bom wel barsten zal. Een soort reactorvat, waarin snel bewegende deeltjes wel met elkaar in botsing móeten komen.
De luidsprekerstem blijft brullen. Ik vraag een paar mensen wat er precies gezegd wordt. Ze spreken alleen maar Pools. Een vriendelijke meneer komt naar me toe en zegt: “Er sagt: Sie mussen diese Platz räumem“. Ter illustratie worden we opeens bijna overspoeld door nieuwe militie-eenheden die, als uit het niets tevoorschijn komen, gewapend met grote plexiglas schilden, knuppels in de hand. Het wordt nu tijd mij even taktisch terug te trekken op een muur waar al een grote groep Warschauers de gebeurtenissen gadeslaat. In deze groep zie ik voor het eerst wat jongere jongens met leren jekkies en sportschoenen aan, die iets meer lijken uitgerust voor een confrontatie met de militie. Maar het machtsvertoon blijkt té groot. De spanning verloopt.
Op het Oude Marktplein is alles nog rustig. Het is alleen de inmiddels verschenen helicopter die met zijn dreigend geluid hier de stilte verstoort. Ergens op het plein hangt een groepje mannen rond die net even té beroepsmatig staan te staan. Het gezicht van een van hen vertoont twee grote ‘ritssluitingen’ rond de neus. Pas geheelde hechtingen.
Het is tegen zevenen. Ik loop nog even naar de rivier. Het vredige parkje van daarnet is nu volgebouwd met militiewagens. In de verte trekken lange kolonnes militaire voertuigen over de brug naar de stad. De omsingeling moet nu totaal zijn.
Het lijkt het moment even goed te eten. Als er daarna iets misgaat, dan heb ik dat tenminste binnen. Het restaurant is vrijwel leeg. Ik kies voor een stuk wild zwijn, in deze omstandigheden toepasselijker dan een fijn forelletje.
Mijn tafel biedt uitzicht op het Oude Marktplein waar nu de laatste doorzetters hun langverwachte ijsje bemachtigen. De sporadische patrouilles zijn niet van het zwaar bewapende soort.

Na het eten ligt het plein er leeg en donker bij. In een kerk even verderop is een dienst aan de gang. Het gebouw is overvol. Sommigen staan zelfs buiten op de trappen. Voor een moment meng ik mij tussen de gelovigen. Sterk is het gevoel dat velen hier komen om leiding, in deze moeilijke tijden. Preken op 1 mei in Polen moet monnikenwerk zijn, ieder woord wegend op een goudschaaltje. Een man voor me lijkt het allemaal te machtig te worden.
Terug naar het hotel. Plac Zamkowy is rustig, de straten vrijwel verlaten. Schaarse patrouilles voeren hier en daar nog een identiteitscontrole uit. Bij het Graf van de Onbekende Soldaat spuiten tankwagens de straten schoon.
1 mei 1983 in Warschau is voorbij.

*

© 1983 Joost Overhoff